2 Grondslagen voor waardering van activa en passiva
Algemeen
De grondslagen die worden toegepast voor de waardering van activa en passiva en de resultaatbepaling zijn gebaseerd op verkrijgings- of vervaardigingsprijs, tenzij anders vermeld. Baten en lasten worden toegerekend aan het jaar waarop zij betrekking hebben. Winsten worden slechts opgenomen voor zover zij op balansdatum zijn gerealiseerd. Verplichtingen en mogelijke verliezen die hun oorsprong vinden voor het einde van het verslagjaar worden in acht genomen voor zover zij voor het opmaken van de jaarrekening bekend zijn geworden.
De gehanteerde grondslagen van waardering en van resultaatbepaling zijn ongewijzigd gebleven ten opzichte van het voorgaande jaar, met uitzondering van de toegepaste stelsel- en schattingswijzigingen zoals opgenomen in de desbetreffende paragrafen.
Activa en passiva worden tegen historische kostprijs opgenomen, tenzij anders vermeld in de verdere grondslagen. Een actief of verplichting wordt niet langer in de balans opgenomen indien een transactie ertoe leidt dat alle of nagenoeg alle rechten op economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico's met betrekking tot het actief of de verplichting aan een derde zijn overgedragen. De resultaten van de transactie worden in dat geval direct in de winst-en-verliesrekening opgenomen, rekening houdend met eventuele voorzieningen die dienen te worden getroffen in samenhang met de transactie.
Een actief wordt in de balans verwerkt wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar de onderneming zullen toevloeien en het actief een kostprijs of een waarde heeft waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld.
Een verplichting wordt in de balans verwerkt wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen die economische voordelen in zich bergen en de omvang van het bedrag waartegen de afwikkeling zal plaatsvinden op betrouwbare wijze kan worden vastgesteld. Onder verplichtingen worden mede voorzieningen begrepen.
Immateriële vaste activa
Immateriële vaste activa worden in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige voordelen die dat actief in zich bergt, zullen toekomen aan de onderneming en de kosten van dat actief betrouwbaar kunnen worden vastgesteld. De immateriële vaste activa worden gewaardeerd tegen verkrijgingsprijs onder aftrek van afschrijvingen. Er wordt rekening gehouden met bijzondere waardeverminderingen die op balansdatum worden verwacht. Kosten van immateriële vaste activa anders dan intern gegenereerde activa, waaronder octrooien en licenties, worden gewaardeerd tegen de verkrijgingsprijs en lineair afgeschreven over de verwachte toekomstige gebruiksduur, die varieert van 3 tot 8 jaar. Er wordt rekening gehouden met de bijzondere waardeverminderingen die op balansdatum worden verwacht.
Materiële vaste activa
Materiële vaste activa worden in de balans verwerkt indien het waarschijnlijk is dat de toekomstige prestatie-eenheden met betrekking tot dat actief zullen toekomen aan de onderneming en de kosten van het actief betrouwbaar kunnen worden vastgesteld. Bedrijfsgebouwen en -terreinen worden gewaardeerd tegen verkrijgingsprijs plus bijkomende kosten of vervaardigingsprijs onder aftrek van lineaire afschrijvingen gedurende de geschatte toekomstige gebruiksduur, rekening houdend met een eventuele restwaarde. Op terreinen wordt niet afgeschreven. Er wordt rekening gehouden met de bijzondere waardeverminderingen die op balansdatum worden verwacht. Overige vaste activa worden gewaardeerd tegen verkrijgingsof vervaardigingsprijs inclusief direct toerekenbare kosten, onder aftrek van lineaire afschrijvingen gedurende de verwachte toekomstige gebruiksduur en bijzondere waardeverminderingen. Rekening houdend met een eventuele restwaarde. De vervaardigingsprijs bestaat uit de aanschaffingskosten van grond- en hulpstoffen en kosten die rechtstreeks toerekenbaar zijn aan de vervaardiging inclusief installatiekosten.
Afschrijvingen vaste activa Immateriële vaste activa en materiële vaste activa worden vanaf het moment van gereedheid voor ingebruikneming afgeschreven over de verwachte toekomstige gebruiksduur van het actief. Over terreinen en vastgoedbeleggingen wordt niet afgeschreven. Indien een schattingswijziging plaatsvindt van de toekomstige gebruiksduur, dan worden de toekomstige afschrijvingen aangepast. Boekwinsten en -verliezen uit de incidentele verkoop van immateriële en materiële vaste activa zijn begrepen onder de afschrijvingen. Voor de afschrijvingen worden de volgende termijnen gehanteerd:
- Bedrijfsgebouwen 10 tot 25 jaar
- Rollend materieel 5 tot 10 jaar
- Immateriële vaste activa 3 tot 7 jaar
- Installaties 5 tot 25 jaar
- Overige bedrijfsmiddelen 5 tot 30 jaar
De kosten van gepland onderhoud dat erop is gericht de oorspronkelijke prestatie van het actief te handhaven of te herstellen, worden geactiveerd als onderhoudscomponent van het actief en afgeschreven tot de datum van de eerstvolgende geplande onderhoudswerkzaamheden van de betreffende component, rekening houdend met een eventuele restwaarde.
Operationele leases
De vennootschap heeft leasecontracten waarbij de voor- en nadelen die aan de eigendom verbonden zijn, niet nagenoeg geheel door de vennootschap worden gedragen. Deze leasecontracten worden verantwoord als operationele leasing. Leasebetalingen worden, rekening houdend met ontvangen vergoedingen van de lessor, op lineaire basis verwerkt in de geconsolideerde winst en verliesrekening over de looptijd van het contract.
Financiële instrumenten
Financiële instrumenten (en afzonderlijke componenten van financiële instrumenten) worden in de geconsolideerde jaarrekening gepresenteerd in overeenstemming met de economische realiteit van de contractuele bepalingen. Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als de onderneming beschikt over een deugdelijk juridisch instrument om het financiële actief en de financiële verplichting gesaldeerd af te wikkelen en de onderneming het stellige voornemen heeft om het saldo als zodanig netto of simultaan af te wikkelen.
Bijzondere waardeverminderingen van vaste activa
De vennootschap beoordeelt op iedere balansdatum of er aanwijzingen zijn dat een vast actief aan een bijzondere waardevermindering onderhevig kan zijn. Indien dergelijke indicaties aanwezig zijn, wordt de realiseerbare waarde van het actief vastgesteld. Indien het niet mogelijk is de realiseerbare waarde voor het individuele actief te bepalen, wordt de realiseerbare waarde bepaald van de kasstroom genererende eenheid waartoe het actief behoort. Van een bijzondere waardevermindering is sprake indien de boekwaarde van een actief hoger is dan de realiseerbare waarde. De realiseerbare waarde van een actief is de hoogste van de opbrengstwaarde en de bedrijfswaarde. De bedrijfswaarde van een actief wordt bepaald op basis van de contante waarde van de geschatte toekomstige kasstromen. Voor activa die geen zelfstandige kasstromen genereren en afhankelijk zijn van de kasstromen van andere activa of groepen activa, wordt de realiseerbare waarde bepaald voor de kasstroom genererende eenheid waarvan de betreffende activa deel uitmaken. Een kasstroom genererende eenheid is de kleinst identificeerbare groep activa die zelfstandig kasstromen genereert welke grotendeels onafhankelijk zijn van de kasstromen uit andere activa of groepen van activa. Kasstroom genererende eenheden worden onderscheiden op basis van de economische samenhang tussen activa en het genereren van externe kasstromen en niet op basis van afzonderlijke juridische entiteiten. Jaarlijks wordt beoordeeld of er aanwijzingen zijn voor bijzondere waardeverminderingen. Een bijzondere waardevermindering wordt opgenomen indien de boekwaarde van de activa of de kasstroom genererende eenheid waartoe de activa behoren, hoger is dan de realiseerbare waarde. De boekwaarde wordt dan teruggebracht tot de realiseerbare waarde. Bijzondere waardeverminderingen worden ten laste van het resultaat gebracht. De opbrengstwaarde wordt in eerste instantie ontleend aan een bindende verkoopovereenkomst; als die er niet is, wordt de opbrengstwaarde bepaald met behulp van de actieve markt waarbij normaliter de gangbare biedprijs geldt als marktprijs. De in aftrek te brengen kosten bij het bepalen van de opbrengstwaarde zijn gebaseerd op de geschatte kosten die rechtstreeks kunnen worden toegerekend aan de verkoop en nodig zijn om de verkoop te realiseren. Indien wordt vastgesteld dat een bijzondere waardevermindering die in het verleden verantwoord is, niet meer bestaat of is afgenomen, dan wordt de toegenomen boekwaarde van de desbetreffende activa niet hoger gesteld dan de boekwaarde die bepaald zou zijn indien geen bijzondere waardevermindering voor het actief zou zijn verantwoord. Bij financiële activa die gewaardeerd zijn tegen geamortiseerde kostprijs wordt de omvang van de bijzondere waardevermindering bepaald als het verschil tussen de boekwaarde van het actief en de best mogelijke schatting van de toekomstige kasstromen, contant gemaakt tegen de effectieve rentevoet van het financiële actief zoals die is bepaald bij de eerste verwerking van het instrument. Het waardeverminderingsverlies dat daarvoor opgenomen was, dient te worden teruggenomen indien de afname van de waardevermindering verband houdt met een objectieve gebeurtenis na afboeking. De terugname wordt beperkt tot maximaal het bedrag dat nodig is om het actief te waarderen op de geamortiseerde kostprijs op het moment van de terugname, als geen sprake geweest zou zijn van een bijzondere waardevermindering. Het teruggenomen verlies wordt in de winst-en-verliesrekening verwerkt.
Voorraden
De voorraden worden gewaardeerd tegen de verkrijgingsprijzen onder toepassing van de FIFO-methode (first in, first out) of lagere opbrengstwaarde. De opbrengstwaarde is de geschatte verkoopprijs onder aftrek van direct toerekenbare verkoopkosten. Bij de bepaling van de opbrengstwaarde wordt rekening gehouden met de incourantheid van de voorraden.
Vorderingen
Vorderingen worden bij eerste verwerking gewaardeerd tegen de reële waarde van de tegenprestatie. Handelsvorderingen worden na eerste verwerking gewaardeerd tegen de geamortiseerde kostprijs onder aftrek van een waarde correctie in verband met verwachte oninbaarheid. Op het moment van definitieve oninbaarheid vindt daadwerkelijke afboeking van de vordering en de bijbehorende voorziening plaats. Overige vorderingen en overlopende activa worden initieel gewaardeerd tegen reële waarde en vervolgens tegen geamortiseerde kostprijs onder aftrek van een waarde correctie in verband met mogelijke oninbaarheid, die rechtstreeks in mindering op de boekwaarde wordt gebracht.
Liquide middelen
Liquide middelen worden gewaardeerd tegen nominale waarde en bestaan uit kas, banktegoeden en direct opeisbare deposito’s met een looptijd korter dan twaalf maanden. Rekening-courantschulden bij banken zijn opgenomen onder schulden aan kredietinstellingen. De liquide middelen staan ter vrije beschikking van de onderneming.
Voorzieningen
Voorzieningen worden gevormd voor in rechte afdwingbare of feitelijke verplichtingen die op de balansdatum bestaan, waarbij het waarschijnlijk is dat een uitstroom van middelen noodzakelijk is en waarvan de omvang op betrouwbare wijze is te schatten. De voorzieningen worden gewaardeerd tegen de beste schatting van de bedragen die noodzakelijk zijn om de verplichtingen per balansdatum af te wikkelen. De voorzieningen worden gewaardeerd tegen de nominale waarde van de uitgaven die naar verwachting noodzakelijk zijn om de verplichtingen af te wikkelen, tenzij anders vermeld. Voor in de toekomst te betalen belastingbedragen uit hoofde van verschillen tussen commerciële en fiscale balanswaarderingen wordt een voorziening getroffen ter grootte van de som van deze verschillen vermenigvuldigd met het geldende belastingtarief. Op deze voorziening worden in mindering gebracht de in de toekomst te verrekenen belastingbedragen uit hoofde van beschikbare voorwaartse verliescompensatie, voor zover het waarschijnlijk is dat de toekomstige fiscale winsten beschikbaar zullen zijn voor belastingen. Indien de boekwaardes van activa en verplichtingen ten behoeve van de financiële verslaggeving afwijken van hun fiscale boekwaardes, is sprake van tijdelijke verschillen. Voor belastbare tijdelijke verschillen wordt een voorziening latente belastingverplichtingen getroffen. De waardering van latente belastingverplichtingen wordt gebaseerd op de fiscale gevolgen van de door de vennootschap op balansdatum voorgenomen wijze van realisatie of afwikkeling van zijn activa, voorzieningen, schulden en overlopende passiva. Latente belastingverplichtingen worden gewaardeerd tegen nominale waarde. De voorziening jubilea wordt opgenomen tegen de contante waarde van de verwachte uitkeringen gedurende het dienstverband. Bij de berekening van de voorziening wordt onder meer rekening gehouden met de verwachte salarisstijgingen en de blijfkans. De voorziening vanwege loondoorbetaling bij arbeidsongeschiktheid wordt opgenomen tegen de contante waarde van de op balansdatum bestaande verplichtingen tot het doorbetalen van beloningen aan voormalige personeelsleden die op balansdatum geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschiktheid zijn. Bij de berekening van de voorziening wordt onder meer rekening gehouden met de verwachte ontwikkeling van de mate van arbeidsngeschiktheid in de toekomst.
Langlopende en kortlopende schulden
Schulden worden bij de eerste verwerking gewaardeerd tegen reële waarde. De rentedragende verplichtingen worden na eerste verwerking gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs. De binnen een jaar vervallende aflossingsverplichtingen op langlopende verplichtingen worden afzonderlijk gepresenteerd onder de kortlopende schulden.
Overige schulden
De overige schulden worden bij de eerste verwerking gewaardeerd tegen reële waarde. Na de eerste verwerking worden de overige schulden gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs. Dit benadert de nominale waarde.
Pensioenen
De pensioenregeling wordt uitgevoerd door ABP (Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds) en kwalificeert als een toegezegde pensioenregeling op basis van middelloon. De vennootschap heeft geen verplichting tot een aanvullende bijdrage in geval van tekorten bij de pensioenfondsen. Daardoor gedraagt de regeling zich voor de vennootschap feitelijk als een toegezegde bijdrageregeling en is ook als zodanig in onderhavige jaarrekening verantwoord. Vooruitbetaalde premies worden opgenomen als overlopende activa indien dit tot een terug storting leidt of tot een vermindering van toekomstige betalingen. Nog niet betaalde premies worden als verplichting op de balans opgenomen. De pensioenlast bestaat bij een toegezegde bijdrageregeling uit de premies over het lopende jaar, welke verwerkt worden volgens de verplichtingenbenadering. De dekkingsgraad van het ABP bedraagt per 31 december 2023 110,5% (2022: 110,9%). De pensioenaanspraken zijn in 2023 geïndexeerd met 11,96%.